Anecdota Cartografica, waren kaarten en atlassen in de tijd van Ortelius duur ?
De beantwoording van de vraag of een aankoop in het verleden als goedkoop of duur werd ervaren is een netelige kwestie. Een vergelijking tussen nu en vroeger gaat in vele opzichten mank. De waarde van het geld is verschillend en varieert soms van decennium tot decennium. Het behoefte-patroon loopt kwalitatief en kwantitatief menigmaal ver uiteen. De potentiële koperskring is anders en de aantallen van geproduceerde eenheden lopen ver uit elkaar. De verhouding tussen vroeger en nu uitdrukken in vaste, concrete bedragen is vrijwel onmogelijk. Een vergelijking en dus ook het aanleggen van de maatstaf 'duur' of 'niet duur' is uitsluitend benaderenderwijze mogelijk.
Beperking is daarom een eerste vereiste, zowel in de tijd als in het product. Wat kaarten en boeken betreft verkeren wij in de gelukkige omstandigheid dat de boekhouding van de Antwerpse drukker Christof Plantijn gedeeltelijk bewaard is gebleven en dat Dénucé grote stukken daarvan heeft gepubliceerd (1). Voor de periode 1560 tot 1600 hebben wij daardoor een goede indruk van de prijzen die voor kaarten, atlassen en boeken werden gevraagd. Daarnaast zijn er hier en daar talrijke losse gegevens bekend over het inkomen van de verschillende bevolkingsgroepen (2). Voor het hier behandelde product 'kaart' en 'boek' komt weliswaar slechts een beperkte groep van personen in aanmerking. Dat geldt overigens voor het heden evenzeer; boeken worden over het algemeen slechts door een klein deel van de bevolking gekocht. Maar door het loon van enkele bevolkingsgroepen met elkaar te vergelijken ontstaat een benaderend beeld van het in de periode beschikbare inkomen.
De prijzen tussen 1560 en 1600 werden over het algemeen uitgedrukt in guldens en stuivers. De verhouding tussen beide is gelijk aan die van de gulden die tot 2002 heeft bestaan: 20 : 1.
De gulden was in de tijd van Ortelius een gouden munt, de sedert 1521 ingevoerde Carolusgulden (het woord zegt het trouwens) van ongeveer 3 gram of een zilveren munt van ca 23 gram (3). Er waren velerlei munten in omloop, maar van overheidswege werden regelmatig plakkaten uitgevaardigd 'Beeldenaars ofte Figuerboecken', voor de handel 'Manualen' genoemd, waarin de waarde van de toenmaals in omloop zijnde munten in de munteenheid 'gulden' werden uitgedrukt. In de periode 1560 tot 1600 vond overigens een ernstige geldontwaarding plaats onder invloed van de grote import van goud en zilver uit Zuid-Amerika, die ook in de stijging van de prijzen van kaarten en atlassen zijn neerslag vond.
Tabel
bevolkingsgroep dagloon jaarloon
ca 1600 ca 1600
in fl in fl
1 - bestaans-
minimum 4,5/5,5 st 80/100 (bijstandsniveau ?)
2 - ongeschoolde
arbeidskracht 9/15 st 90/150
3 - geschoolde 14/16 st 140/160 (jan modaal-niveau ?)
arbeidskracht
4 - matroos
(marine) 10/11 st 100/110
5 - matroos
(koopvaardij) 11/13 st 110/ /30
6 - soldaat 5,5 st 110
7 - drukker
(Plantijn) fl 1,1 220
8 - bekwame
graveur fl 1,5 300
9 - schoolmeester
(in Graft) 5,6 st 112
10 - predikant fl 2 400
11 - professor
in Leiden
(Cluverius) fl 2,5 500
12 - professor fl 3,5 700
Gegevens uit Graft ca 1600
(4) (guldens)
a - huurwaarde huis ca 7
per jaar
b - verkoop huis
met bakkerij ca 400
c - verkoop huis
van lakenhandelaar 448
d - bezit van een zeer
vermogend man 5000
e - verkoop goed lo-
pende herberg 900
Gegevens Burgerweeshuis
Deventer 1615
(5)
a - 100 pond kaas 6.,22
b - twee varkens 5.,10
c - vijf vette schapen 4.,8
Produktiekosten
Bij het tot stand komen van kaarten en boeken spelen twee factoren een doorslaggevende rol : de produktiekosten en in verband daarmee de oplage. De produktiekosten (afgezien van de landmeting) omvatten in de allereerste plaats de gravure van de koperplaat gevolgd door het zeer arbeidsintensieve drukprocédé.
Een gemiddelde koperplaat had de afmeting van ca 40x50 cm of 2000 cm2. Met inbegrip van alle details: eerst het maken en overbrengen van de calque en daarna het graveren in spiegelbeeld van grenzen, rivieren, plaatssymbolen, plaatsnamen, cartouches, schalen, co-ordinaten en de eventuele versiering zal het graveren niet minder dan 10 minuten per cm2 hebben gekost ofwel een arbeidsduur van ca 330 uur en bij een tienurige werkdag een volle maand. Plantijn betaalde daarvoor een graveur 2,5 gulden per dag of 300 gulden per jaar.
In 1612 kocht Plantijn-Moretus naast een aantal kaarten en enkele atlassen 175 gebruikte koperplaten van het Theatrum en het Parergon uit de nalatenschap van Baptist Vrients voor 12114 gulden, Wanneer de koperplaten de helft van het totale bedrag zouden uitmaken, betekent dat een bedrag van 35 gulden per stuk (6). Jan Moretus betaalde omstreeks 1620 voor het aanbrengen van enkele correcties in kaarten van het Parergon een bedrag van een gulden per stuk. (7).. Het graveren was dus een zware post in de productie.
Het drukprocédé was zeer uitvoerig en arbeidsintensief. Voor het drukken van een kaart waren de volgende handelingen nodig: het blad papier bevochtigen, de koperplaat inkten, de inkt wegvegen met handhaving van de inkt in de groeve, het vel nauwkeurig op de koperplaat leggen, de pers over het vel halen, het bedrukte vel zorgvuldig opnemen en ophangen om te drogen. Het is ongetwijfeld niet overdreven voor dit alles ca 10 minuten te rekenen. Voor een atlas van 100 kaarten kostte dat 16 uur werk, ofwel twee dagen; onderhoud en afschrijving van de pers niet meegerekend. De lonen van het drukkerspersoneel waren echter blijkens de tabel aanmerkelijk lager dan die van de graveurs
De kaarten werden naderhand nog menigmaal met de hand ingekleurd en gevernist. Voor een folio-kaart kostte dat ongeveer 4 stuiver, een wandkaart ca 12 st; het inkleuren van een volledig exemplaar van het Theatrum van Ortelius met 70 kaarten (editie 1578) kostte 6/8 gulden, in 1586 zelfs 10 gulden en voor een editie met goud en zilver gehoogd werd 36 gulden gevraagd (8). In verhouding tot de prijs van een volledig ongekleurd exemplaar (zie onderstaande tabel) was de inkleuring kostbaar.
Daarna moest de kaart voor het binden in een atlas op stroken worden gelijmd en in katernen op koorden worden gebonden. De band moest rondom het boekblok worden aangebracht of het boekblok moest in de band worden ingehangen; alles bijeen een arbeid die voor een atlas met honderd kaarten zeker tien uren of een hele dag kostte.
De oplage speelde bij de bepaling van de kostprijs en dus ook van de verkoopprijs van het boek een beslissende rol. Bij de moderne oplage van een boek op het gebied van de kartografie is duizend exemplaren een ruim getal. Van den Broecke heeft een schatting gemaakt van de oplage van 35 verschillende edities van Ortelius' Theatrum (een zeer succesvolle uitgave) die samen 7300 exemplaren zouden hebben opgeleverd (9). Dit wil zeggen een gemiddelde van 208 exemplaren per editie. Daarbij waren de uitgaven van de Addi tamenta en van het Parergon niet meegerekend. De Addi tamenta verschenen zelfs in een gemiddelde oplage van 68 exemplaren. Het Parergon waarvan slechts twee afzonderlijke edities (in 1695 en 1624) werden gemaakt , kreeg een oplage van 300 exemplaren. Daarbij valt echter te bedenken dat de in de Addit amenta en in het Parergon gebundelde kaarten ook in verscheidene Theatrum -edities verschenen. In de periode 1570 tot 1624, dus 54 jaar, werden er voor het Theatrum in totaal 178 koperplaten gegraveerd en daarvan werden 730.000 kaarten afgedrukt, ofwel 4100 exemplaren per koperplaat en elk jaar gemiddeld 75 kaarten. Van de 23 koperplaten die aan kaarten der Nederlanden werden gewijd, werden gemiddeld slechts 3450 afdrukken gemaakt ofwel 64 per jaar. De oplage van kaarten en boeken met kaarten was dus klein en een doorslaggevende factor voor de prijs.
Een aantal prijzen
Wanneer de prijs van een aantal hierna door Dénucé uit de rekeningen van Plantijn overgenomen prijzen van boeken en kaarten circa 1600 in het licht word t gezien van het loonpeil per dag, per maand of per jaar, kan benaderenderwijze worden geschat of zij goedkoop of duur werden geacht.. De losse kaarten van de Provinciën van Van Deventer waren bescheiden in prijs en kostten in 1557 gemiddeld een halve gulden. Maar een matroos bij de marine of de koopvaardij moest er een half dagloon voor betalen. Een soldaat en een schoolmeester moesten er zel fs meer dan een dagloon aan besteden. Een predikant of een professor kon voor een dagloon vrijwel iedere losse folio-kaart kopen . Maar voor een grote wandkaart betaalde hij bijna een dagloon en voor een van de atlassen moest hij behoorlijk in de beurs tasten. Hij zal ze duur hebben gevonden. Dénucé II, p 55/56 geeft een overzicht van de door Plantijn van 1570 tot 1598 verkochte exemplaren van het Theatrum voor de prijs van 5-10 tot 26 gulden. Het eerste Theatrum was een duur boek .
Het spreekt vanzelf dat een moderne kaart die in onnoemelijk grotere oplagen wordt gedruk t, geen vergelijkbaar offer kan worden genoemd. Om de moderne burger de koopkracht van de gulden (de gouden) en van de stuiver (zilveren) voor de toenmalige koper te laten aanvoelen, zou de moderne kaartprijs met honderd maal of meer moeten worden vermenigvuldigd
Het is de moeite waard de onderstaande cijfers in dit licht nader te bekijken:
A - Kaarten van Jacob van Deventer en van Cornelis Anthoniszoon
jaar gebied aantal prijs Dénucé
bladen (pat =
stuiver)
1557 Frisland peint 9 10 pat I, p. 20
1557 Hollant painte 9 11 pat I, p. 20
1557 Flandre painte 4 12 pat I, p. 20
1557 Brabant painte 6 8 st I, p. 20
1557 Oost lant painte 9 8 st I, p. 20
1565 Oostlant 9 10 st I, p. 68
1567 Oostland paincte 9 10 st I, p. 69
1567 Frieslandt picta 9 10 st I, p. 69
1567 Hollandia picta 9 10 st I, p. 69
1567 Brabant picta 6 10 st I, p. 69
1568 Friesland Daven- 9 10 st I, p. 22
triensis
1568 Flandria 4 5 st I, p. 69
1568 Zeeland 4 4 st I, p. 69
1568 Oostlant 9 5 st I, p. 69
B - losse kaarten op folio-formaat (waarschijnlijk uit het Theatrum )
1577 cartes petites de une 4 st I, p. 216
fueille
1578 pieces 100 Germaniae
Inferioris descriptio 2½ st II, p. 179
1581 cartes petites du Pais bas 2½ st II, p. 187
1585 Antique Belgie
(=Belgium Vetus 1584) 2½ st II, p. 197
1590 26 Caertkens van Theatrum a 2½ st II, p. 217
1609 Holland door Saenredam 2 st Monumenta
V, p. 15
C - wandkaart Hieronymus Cock 1557 (vdH 6)
1568 1 Nederland wit 3 6 st I, p. 138
(ongekleurd)
1568 1 Nederland Cock 3 1-10 I, p. 22
(gekleurd)
1569 1 Belgica Cock 3 13½ st I. p. 138
1570 1 Belgica fo de Cock 3 12 st I, p. 139
1570 1 Paeses Bassos Cock 3 15 st I, p. 139
D - wandkaart Gerard de Jode 1566 (vdH 9)
1568 Gallia Belg Jode 6 16 st I, p. 212
1568 Gallia Belgica Jode 6 10 st I, p. 212
(ongekleurd)
1568 Belgica picta a 14 pat 6 14 st I, p. 212
1568 Belgica en bl[anc] 6 8 st I, p. 212
1570 1 Nederland picta 6 13 st I, p. 213
1588 1 Belgia grande 5 6 10 st I, p. 217
bladeren
E - wandkaart Philips Galle ca 1578 (vdH 20a)
1578 Belgica paincte 12 18 st I, p. 248
1579 carta Belgiae latine picta 12 18 st I, p. 248
1584 Nederlandt st 15 12 15 st I, p. 250
F - wandkaarten Mercator
1566 Anglia Marcatoris afgeset 8 12 pat I, p. 68
1568 Anglia Mercatoris picta 8 30 st I, p. 21
1567 Europa Mercatoris picta 15 fl. 3 I, p. 21
1570 Europa Mercat. blanc
en pap[ier] 15 18 st I, p. 14
1595 Europa Mercatoris 15 fl.1-10 I, p. 255
G - atlassen - Theatrum van Ortelius
1570 Theatrum groot papier (ongekleurd) fl.7-10 II, p. 53.
1570 Theatrum klein papier (ongekl.) fl.5-10 II. p. 53
1582 Theatrum Ortelii francois fl.13 I, p. 217
1586 Theatre Francois fo (ongekl.) fl.16 I, p. 250
1586 Theatrum gekleurd fl.26 II, p. 55
1595 Theatrum hispanicum
vant groot pampier fl.18 I, p. 255
1598 Theatrum (ongekl.) Lat. fl.23 II, p. 56
terwijl een
1587 Adittamentum francois Ortelii fl.3.-10 I, p. 250
en een
1606 Parergon Lat. fo kosten fl. 6 II, p. 275
H - atlassen - Speculum Orbis de Jode (vdH 23)
1579 Speculum orbis G. Judae fo contanti fl.6 I, p. 216
1584 Speculum orbis fo bl wit fl.6 I, p. 217
I - atlassen - Mercator, Atlas der 17 Provinciën (vdH 30)
1592 Les 17 Provinces fo fl.2-10 II, p. 322
1597 1 Dix-sept Provinces de Mercator fl.2-14 I, p. 255
1597 Les 17 Provinces fo pictae fl.4-10 II, p. 322
1597 Les 17 Provinces bl[anc] fo fl.2-6½ II, p. 322
1599 Les 17 Provinces fo fl.2-12½ II, p. 323
J - atlassen klein formaat - Philips Galle Spieghel der Wereld/Miroir du Monde (vdH 19)
1579 Miroir du Monde francois 4o fl.1-3 I, p. 248
1581 Spieghel der Werelt 4o tot 22 st fl.1-2 I, p. 248
1584 Spieghel der Werelt 4o fl.1-10 I, p. 250
K - atlassen klein formaat - Epitome Theatri Orteliani (vdH 34)
1589 Epitome Theatri latine 32 st fl.1-12 I, p. 252
1590 Epitome Theatri gallice fl.1-10 I, p. 252
1595 Epitome Theatri italice 8o 44 st fl.2-4 I, p. 255
L - stedenatlas Civitates Orbis Terrarum , Braun-Hogenberg
1571 Civitates Orbis de Arnoldus
Mylius en blancq (1 deel) fl.6-10 I, p. 246
1573 Civitates orbis terrarum (1 deel) fl.6-10 I, p. 246
1590 1 Stedeboeck 4 stucken (4 delen) fl.26 I, p. 252
(= fl.6-10 per deel)
1596 Pour 1 Civitates fo lat picta 4 vol fl. 50 I, p. 255
(= fl.12-10 per deel)
M - kleine atlas Itinerarium Belgicum , Hogenberg, 1578 (vdH 31)
1595 1 Itinerarium Belgicum 8o fl.1 I, p. 254
N - boeken - Guicciardini Descrittione dei Paesi Bassi (vdH 24)
1586 Description de Guicciardin fo fl.7 I, p.250
O - boeken - Michael von Aitzing De Leone Belgico (vdH 27)
Leo Belgicus fl. 6 I, p. 249
1587 Leo Belgicus fo bl[anc] aug[men]tes fl.8-10 I, p. 251
1589 Payé pour un Leo Belgicus fl.9-10 I, p. 252
1590 Leo Belgicus fo fl.9-10 I, p. 253
Noten:
(1) zie DÉNUCÉ passim.
(2) zie VAN DEURSEN, GROENVELD.
(3) zie ENNO VAN GELDER, p. 262.
(4) zie VAN DEURSEN 1994.
(5 ) met dank aan mr. Nalis te Deventer die mij deze gegevens verschafte.
- zie kosten gravure DÉNUCÉ II, p. 89, 137, 266, 276.
- zie correctie koperplaat DENUCE II, p. 142,
- zie kosten inkleuring DÉNUCÉ I.
p. 109 , 1578: 8 belgica Inferior painct 32 st
1579: 4 Belgica Gallei francois afgeset vernist tot 12 st.
p. 111 , 1581: Afgeset een Theatrum Ortelii fl. 8.
p. 113 , 1581: Pour paincture d'une Theatrum Ortelii fl. 10.
Afgeset een Theatrum in spaens met gout en silver
tot 36 gulden.
(9) zie VAN DEN BROECKE, p. 18/19 en 23/27.
Literatuur waaraan gegevens werden ontleend:
H. M. BELIËN e.a., Gestalten van de Gouden Eeuw, Amsterdam, 1995.
M. P. R. VAN DEN BROECKE, Ortelius Atlas Maps. An illustrated Guide, Westrenen (NL), 1996.
J. DÉNUCÉ, Oud-Nederlandsche kaartmakers in betrekking met Plantijn, Twee delen, Antwerpen /‘s Gravenhage, 1910/1912.
A. TH. VAN DEURSEN, Mensen van klein vermogen. het kopergeld van de Gouden Eeuw, Amsterdam, 1992.
IDEM, Een dorp in de polder. Graft in de 17de eeuw , Amsterdam, 1994.
S. J. FOCKEMA ANDREAE, Philippus Cluverius geographus Academiensis Leidensis (1580-1623). In: Tijdschrift Aardrijkskundig Genootschap , LXXV, 1958 (over salaris van C. als professor te Leiden).
H. ENNO VAN GELDER, De Nederlandse Munten , Utrecht, 1965.
S. GROENVELD e.a.,De Bruid in de Schuit, Zutphen, 1985.
- VdH met nummer =
- H.A.M. VAN DER HEIJDEN, Oude Kaarten der Nederlanden 1548 1794
ECKHARDT JÄGER, Lohn für Zeichner und Stecher von Landkarten. Beispiele aus der europäischen Landkartenproduktion des 15. bis 19, Jahrhunderts. In: Wirtschaft, Technik und Geschichte, Berlin, 1980.
terug naar anecdota